
Minister Vincent Karremans (Economische Zaken) heeft het 3%-R&D-actieplan naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit plan moet ervoor zorgen dat de Nederlandse economie sterk en toekomstbestendig is en blijft. Kennis uit onderwijs en onderzoek moet vaker worden omgezet in oplossingen die de maatschappij en economie vooruithelpen, dit wordt ook wel valorisatie genoemd. Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen: “De Vereniging Hogescholen (VH) verwelkomt het actieplan en steunt de ambities, maar mist in de plannen nog de instrumenten om deze daadwerkelijk te bereiken. Wij zien de bijdrage die hogescholen via het praktijkgericht onderzoek en valorisatie kunnen leveren, maar de daarvoor noodzakelijke investeringen en stabiele financiering ontbreken in dit plan.”
Hogescholen willen graag helpen in hun rol als motor voor innovatie in de regio. Onderzoek aan hogescholen zorgt voor nieuwe ideeën op het gebied van bijvoorbeeld defensie, energie en gezondheidszorg en het helpt om de productiviteit in alle sectoren te verhogen. Deze kennis wordt ook gebruikt in het onderwijs, zodat afgestudeerden beter aansluiten op de arbeidsmarkt.
Investeren in onderzoek en valorisatie geen luxe maar noodzaak
De VH is verheugd dat het actieplan onomwonden stelt dat investeren in onderzoek en valorisatie geen luxe maar noodzaak is voor een welvarend en veilig Nederland. Daarmee laat het demissionaire kabinet, dat in 2024 juist fors bezuinigde op onderwijs en onderzoek, een welkom, nieuw geluid horen. Nederland investeert minder in R&D dan andere vergelijkbare landen. Minister Karremans wil dat in 2030 drie procent van het bruto binnenlands product naar R&D gaat. Zonder extra beleid zal dit percentage juist dalen tot onder de twee procent, blijkt uit onderzoek. Er is in totaal 14,9 miljard euro extra nodig, waarvan tweederde uit de markt moet komen.
Stabiele publieke financiering van valorisatietaak hogescholen noodzakelijk
De minister schrijft in de Kamerbrief dat kennisinstellingen voor het omzetten van kennis naar toepassingen in de praktijk hun ‘technology and knowledge transfer offices’ moeten financieren vanuit de eerste geldstroom. Dit levert voor hogescholen een knelpunt op, omdat zij geen eigen valorisatieinfrastructuur met deze offices hebben. Hogescholen worden via de eerste geldstroom hiervoor niet gefinancierd, en voeren hun wettelijke valorisatietaak daarom op eigen kosten uit. Bovendien ontvangen hogescholen maar een heel klein deel van het totale budget dat landelijk beschikbaar is voor onderzoek (1/20e deel van het budget voor hogescholen en universiteiten gaat naar de 36 hogescholen).
Door het gebrek aan financiering kunnen hogescholen onderzoekers nu dus beperkt ondersteunen bij valorisatie, waardoor veel toepasbare kennis niet buiten het projectnetwerk komt waarin het is ontwikkeld, terwijl hele sectoren er baat bij kunnen hebben. Om de expertise die hiervoor nodig is op te bouwen en zo de kloof tussen wetenschap en maatschappelijke toepassing te verkleinen, is stabiele publieke financiering van valorisatie en praktijkgericht onderzoek in het hbo, noodzakelijk.
Fotocredits: De Haagse Hogeschool, Faculteit TIS