Actualiteit

Hogescholen hebben fors geïnvesteerd in onderwijskwaliteit

De Vereniging Hogescholen heeft kennis genomen van het vandaag gepubliceerde rapport van de Algemene Rekenkamer over de voorinvesteringen van het HO in de kwaliteit van het onderwijs.

Voorzitter Thom de Graaf benadrukt dat hogescholen fors hebben geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs door hun reserves stevig aan te spreken. Wel zet hij de nodige vraagtekens bij de criteria die de Algemene Rekenkamer achteraf heeft geformuleerd om de afspraken tussen de minister en de hogescholen te toetsen. De Graaf: “De aanbevelingen uit het rapport van de Algemene Rekenkamer bieden niettemin goede lessen voor de toekomst.”

De hogescholen hebben uit de eigen middelen een kwaliteitsimpuls gefinancierd in de periode 2015-2017, vooruitlopend op de opbrengsten van het studievoorschot vanaf 2018. De door het HO geïnvesteerde 860 miljoen euro is zo ten goede gekomen aan een verdere kwaliteitsimpuls van het onderwijs.  

Door de hogescholen is een globale afspraak gemaakt met de minister over de inzet van die studievoorschotmiddelen; de omvang en besteding van de middelen werden afhankelijk gesteld van de situatie van elke hogeschool. Dankzij die afspraak hebben hogescholen zichzelf verantwoordelijk gemaakt voor de invulling en konden zij hier snel een decentrale invulling aan geven. De hogescholen hebben daardoor een enorme kwaliteitsimpuls aan het onderwijs gegeven, zoals meer docenten, meer begeleiding van studenten, investeringen in onderwijsfaciliteiten die rechtstreeks ten goede komen aan de studenten. De positieve resultaten die bereikt zijn met de kwaliteitsimpuls van het onderwijs door de voorinvesteringen van de studievoorschotmiddelen zijn op hoofdlijnen bevestigd. De studievoorschotmiddelen werden met de vrijwillige toezegging van het HO aan de minister van OCW ingezet.

De strikte definities die de ARK in haar eindrapport hanteert voor wat betreft de interpretatie van die toezegging van de studievoorschotmiddelen wijken af van de afspraken die zijn gemaakt met de minister en van de individuele invulling van de hogescholen.  Deze definities zijn pas gaandeweg het onderzoek door de onderzoekers opgesteld, nadat de hogescholen bevraagd waren, maar zonder deze te verifiëren of te onderzoeken of deze interpretatie door hen gedeeld werd.

Hogescholen nemen de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ter harte om in dialoog met de medezeggenschap de volgende stappen vorm te geven. Niet alleen voor de verdere vormgeving van de afspraken over een goede inzet van de studievoorschotmiddelen maar in generieke zin om goed onderwijs en praktijkgericht onderzoek te bieden aan de samenleving met álle publieke middelen die ons ter beschikking staan.