Op 20 maart verscheen het advies van de commissie Van de Donk ‘Van afvinken naar aanvonken’ Het advies hinkt op twee gedachten. Dat was in ieder geval de teneur in de eerste reacties. Naast waardering voor de visie op sturing heeft de Vereniging Hogescholen, net als de VSNU, kritisch gereageerd op de voorstellen voor de bekostiging en het oprichten van een permanente commissie Kwaliteit en Innovatie Hoger Onderwijsstelsel, een soort HO-autoriteit. Het advies roept op tot horizontalisering maar kan eerder resulteren in het tegendeel. Dat lag niet voor de hand na de discussie van de afgelopen jaren, na het rapport van de Commissie Slob en de acties rondom het Maagdenhuis. Daarnaast is een inschattingsfout de suggestie van de commissie om de opbrengsten van het studievoorschot een andere aanwending te geven.
Sindsdien blijft het redelijk stil. Het ‘aanvonken’ van de discussie, om maar met de commissie te spreken, is nog niet begonnen. Hoewel daar ook goede aanknopingspunten voor zijn in het advies. Wat de commissie zegt over de maatschappelijke opdracht van de hogescholen, neer te leggen in een ‘waarden georiënteerd instellingsplan’ met een missie, visie en strategie als basis voor een permanente dialoog met interne en externe stakeholders is belangrijk en voor zover ik zie voor een deel nieuw. Maar vooral, het is lang geleden dat in een advies zo uitvoerig wordt stilgestaan bij de sturing in het hoger onderwijs. Dat is winst.
Ook nieuw is dat de commissie niet voorstelt haar aanbevelingen overmorgen al in te voeren! In plaats daarvan beveelt de commissie aan snel na de start van een nieuw kabinet tijd en ruimte neemt voor een brede dialoog met het veld over de strategie en sturing in het hoger onderwijs. Een handschoen die niet alleen het kabinet maar ook het veld zou moeten oppakken. Zeer verstandig is ook dat het advies doorspekt is met de vraag om meer rust in de beleidscyclus: kwaliteitsverbetering kost 5 plus 5 jaar!
Waarom slaat toch ook bij mij de vonk niet over? Het belangrijkste wat ik mis in het advies van commissie is erkenning van de inhoudelijke ontwikkeling in het hoger onderwijs in de afgelopen jaren zelf. De NVAO en de inspectie spreken onverholen van een kwaliteitsslag, zeker ook in het hbo. Het klopt dat de focus in de opdracht van de commissie een andere was, maar het is op zijn minst zeer verrassend hoe weinig je daar over leest in het advies.
Die kwaliteitsslag is overigens maar partieel het gevolg van de prestatieafspraken. Voor het hbo is ‘Kwaliteit als opdracht’ in 2010 daarvoor een belangrijk moment geweest - nog voor het verschijnen van het advies van de commissie Veerman! Maar ook daarna zijn prestatieafspraken maar een deel van de film. Het hoofdlijnenakkoord was veel breder dan de prestatieafspraken. Denk aan ‘Vreemde ogen dwingen’ of de sectorale verkenningen en agenda’s waarover toen door het hbo afspraken zijn gemaakt met de overheid. Uitstekende voorbeelden van wat vaak wordt genoemd ‘zelfregie’ maar wat eigenlijk een verkeerde term is omdat er juist een heel sterk partnership is met de overheid. Is dat partnership niet een veel betere garantie voor kwaliteitsverbetering dan een soort HO-autoriteit?